Presb. Luik, A.(L.) 1468-1485 (1460-1488) Den Bosch Heer Willem Spierinc(k), Spirinc(k), Spyerinc(k), was een zoon van Arnt Yewaens (Yewijns) van Authuesden en van Hillegont, dochter van Jan Spierinck. Hoewel zijn vaders familie uit het Land van Heusden afkomstig zal zijn geweest woonde zijn vader zelf vermoedelijk reeds in Den Bosch. Misschien was hij verwant aan meester Arnt Yewijns (nr.202). De familie van heer Willems moeder Hillegont, die vóór 1453 overleed, woonde deels in het Land van Heuden, deels in Den Bosch en deels in de omgeving van Heeswijk. In deze laatste plaats bezat heer Willem zelf ook goederen en een beneficie. Zijn grootvader van moederszijde Jan Spierinck overleed vóór 1453 en had behalve Hillegont nog twee kinderen: Jan en Willem. De eerste is misschien dezelfde als de Johannes Spierinck, filius Johannis, die voorkomt als openbaar notaris te Utrecht (cler. Luik, I.). Deze stelde daar op 17 februari 1435 het testament op van heer Henric van Rijswijck, kanunnik van de Dom, en vervaardigde er op 17 december 1440 ook een akte voor de Utrechtse officiaal. Op 22 oktober 1451 wordt Johannes Spierinck nog genoemd als openbaar aanklager (procurator fiscalis) van de aartsdiaken van Utrecht. Heer Willems oom Jan maakte op 9 mei 1454 als Johannes, filius quondam Johannis Spierinck de Heeswijck, in het woonhuis van zijn broer Willem, gelegen "op die Voert" in Heeswijk, ten overstaan van heer Dirck Blerinct (nr.52) zijn testament. Doordat dit testament slechts zeer ten dele is overgeleverd biedt het weinig informatie over Jan Spierincks familie. Wel blijkt eruit dat hij getrouwd was met een zekere Ida en dat hij een natuurlijke zoon Victor had aan wie hij zijn hofstad geheten "thuys ten Broeck" naliet. Hij vermaakte ook een aantal goederen aan zijn broers en zusters die afgezien van Willem in de overgeleverde tekst niet met naam worden genoemd. Uit een akte van overdracht voor schepenen van Den Bosch daterend van 20 april 1483 blijkt verder dat hij aan heer Willem voor de duur van diens leven een erfpacht van 4 mud rogge uit een windmolen te Heeswijk naliet. Overeenkomstig de wil van de testateur droeg heer Willem deze pacht op voornoemde datum met behoud van vruchtgebruik over aan de Bossche secretaris Vranck van Langhel (nr.236) ten behoeve van de rector van het Maria-altaar in Heeswijk. 1) Heer Willems vader Arnt Yewaens van Authuesden overleed tussen 1453 en 1477. Hij had bij zijn vrouw Ida behalve heer Willem nog minstens vier andere kinderen: Arntken, Jenneken, Elsbeen en Berthout. Arntken wordt in 1453 vermeld als vrouw van Jan Geerlics van Cleve en in 1477 als diens weduwe. Haar zuster Jenneken wordt in 1453 genoemd als vrouw van Claes Henrics vanden Dungen. Deze echtelieden overleden beiden vóór 1477 en lieten een dochter Mariken achter. Jennekens zuster Elsbeen was getrouwd met Boudewijn, zoon van Peter Scarant en broer van de smid Joris Scarant. Elsbeen en Boudewijn overleden beiden vóór 1477 en lieten een zoon Eustaes achter. Op 17 april 1477 droegen voornoemde Arntken, Mariken en Eustaes aan heer Willem driekwart van een weide over geheten "den Hoernicksbeempt". De weide had toebehoord aan heer Willems vader en was gelegen in Heeswijk bij de rivier de Aa, tussen erfgoederen van onder andere Alart Spierinc en van Jan, zoon van wijlen Willem Spierinc. Jan zal een neef van de notaris zijn geweest. Hij was in 1477 H.Geestmeester te Heeswijk (zie onder) en kocht in 1482 van Joris Scarant een erfpacht uit "den Hoernicksbeempt". Mogelijk is hij ook dezelfde als de Johannes Spirincx die op 31 augustus 1505 te Heeswijk zijn testament maakte. Ten slotte wordt in een akte van 12 december 1488 melding gemaakt van een Adriaen, zoon van wijlen Berthout Aert Iewaenss van Authoesden. Deze vermoedelijke neef van de notaris droeg toen een erfrente uit een huis in Den Bosch over aan Margriet, dochter van een zekere wijlen Jan van Authoesden. 2)
Heer Willem zelf studeerde mogelijk te Leuven waar een Guilhelmus Spierincxs uit het bisdom Luik zich in 1432 als artes-student liet inschrijven. Vervolgens wordt (dominus) Wilhelmus Spirinc(k) genoemd als absent rector van het Maria-altaar te Heeswijk (1438-1474) en van het altaar van Maria en St.Rumoldus te Dinther (1438-1479). Tot bedienaar van beide altaren benoemde hij achtereenvolgens heer Jan Bollekens (1438), heer Fastrardus van Langel (1441) en heer Rutgher Voss (1442) (nr.409). Heer Willem verbleef zelf in 1450 en 1451 - maar mogelijk ook al in de periode ervóór - te Rome waar hij familiaris was van kardinaal Dominicus, titulair bisschop van de H.Kruiskerk in Jeruzalem. Diens andere familiaris heer Adriaen Martens van Breda was kort ervoor overleden zodat heer Willem in 1450 en 1451 enkele van diens beneficies voor zich trachtte te reserveren. Zo verzocht hij de paus op 5 juli 1450 om het rectoraat van de parochiekerk te Nederhasselt in het bisdom Keulen (Nederasselt in het hertogdom Gelre, tegenover Grave). Hij had tevens zijn oog laten vallen op een altaar in de St.Janskerk te Luik en het St.Petrusaltaar in de kerk op het Groot Begijnhof in Den Bosch. Op 18 februari 1451 werd hij inderdaad aangesteld als rector van Nederasselt. Hij behield dit beneficie nog zeker tot 1468 want in een concept van een Bossche schepenakte uit dat jaar wordt hij nog vermeld als dominus Willelmus Spierinc, pastor in Nederassel. Ook het beneficie aan het St.Petrusaltaar wist hij te verkrijgen want heer Willem was nog rector van dit altaar in 1485 en bediende het toen ook zelf. Ten slotte verwierf hij in deze tijd nog een beneficie in de Bossche - niet de Luikse - St.Jan. 3)
Heer Willem, die in 1451 nog clericus was, moet zich kort daarop tot priester hebben laten wijden. Hij verhuisde naar Den Bosch waar hij van 1453 tot zijn dood in 1488 voorkomt als beneficiant van de St.Jan, vanaf 1463 meer in het bijzonder als rector van het altaar van St.Maarten de Mindere (Martinus Inferior). In 1462 wordt hij ook éénmaal aangeduid als vicarius perpetuus in de St.Jan, hetgeen waarschijnlijk niet betekent dat hij vice-plebaan was zoals Schutjes meende, maar gewoon dat hij beneficiant was. Hij woonde aanvankelijk misschien in de Choorstraat waar hij een huis met erf bezat. Dit huis verkocht hij aan heer Everart van Berck die van 1472 tot zijn dood in 1504 wordt vermeld als kanunnik van de St.Jan en wiens executeurs-testamentair het huis op 6 mei 1505 weer verkochten. Op 26 januari 1468 gaf heer Ghijsbrecht vander Poerten (zie nr.322) aan heer Willem een huis bestaande uit de helft van een hoeve in de Hinthamerstraat uit in erfcijns, alsmede twee daarbij horende kamers en het gebruiksrecht van een trap aan de Dieze achter het huis. Vermoedelijk woonde heer Willem daar sindsdien ook. 4)
Tussen 1460 en 1485 stelde heer Willem in Den Bosch regelmatig notariële akten op. In de meeste gevallen gaat het om testamenten. Zo maakte Jan Lodewichs Kennepaert op 2 maart 1473 ten overstaan van heer Willem een testament waarin hij een groot aantal legaten naliet aan vrome en geestelijke instellingen. Hij vermeldde erbij dat hij dit deed omdat hij tijdens zijn leven diverse goederen had verworven door middel van fraude. In feite moet het hierbij gaan om een aanvulling op een eerder testament want reeds op 24 april 1471 verklaarde Jan Lodewichs Kanepart ten overstaan van schepenen van Den Bosch dat hij het testament dat hij diezelfde dag had gemaakt ten overstaan van heer Willem Spierinck nooit meer zou herroepen. Op 4 maart 1473 zou Jan Kanepart ten overstaan van meester Goessen vander Lyenden (nr.240) de legaten die hij op 2 maart ten overstaan van heer Willem had nagelaten omzetten in schenkingen (zie ook nr.214). Opmerkelijk is dat nog drie andere personen die ten overstaan van heer Willem hun testament maakten dit vervolgens voor schepenen van Den Bosch onherroeppelijk verklaarden. Een dergelijke verklaring werd op 7 augustus 1466 afgelegd door Jan Jans van Gemert ten aanzien van een testament dat hij al op 6 oktober 1460 had gemaakt, op 19 oktober 1467 door Cecilia Dircs Buck ten aanzien van een testament dat ze op dezelfde dag had gemaakt en op 22 september 1478 door Jenneken, weduwe van Jan Ghysselen, eveneens ten aanzien van een op dezelfde dag gemaakt testament. De marginale aantekeningen bij de concepten vermelden steeds of de grossen bewaard moesten worden door de testateur zelf, diens executeurs-testamentair, een legataris of de notaris. De aanleiding tot deze gang van zaken is niet duidelijk. Misschien was er ook in deze gevallen sprake van restitutie van op minder juiste wijze verworven goederen. 5)
Buiten Den Bosch instrumenteerde heer Willem ook in Esch (1477), in Heeswijk (1477) en in Herentals (1478). De akte die hij op 16 mei 1477 te Heeswijk opstelde betrof de goedkeuring door de pastoor van die plaats van de stichting van een wekelijkse mis. Als stichters traden enkele inwoners van Heeswijk op waaronder ook verwanten van de notaris: Alart, zoon van wijlen Jan Spierinck, schepen, Henric zoon van Alart Spierinck, gezworene, en Jan, zoon van Willem Spierinck, H.Geestmeester van Heeswijk. Vanaf 1470 vermeldt heer Willem in zijn onderschrift tevens dat hij door het Luikse hof is beëdigd. Behalve voor dit hof was hij als notaris ook werkzaam voor deken en kapittel van de St.Jan (1469-1473) en voor de deken van Cuijk (1479-1484). In het eerste geval ging het zeker niet om een vaste functie. Zo stelde hij op 13 januari 1469 samen met de kapittelnotaris heer Jan Amelrijcx (nr.5) een akte op van een arbitrale uitspraak die gedaan werd naar aanleiding van een geschil tussen het stadsbestuur en het St.Janskapittel. Heer Jan ondertekende de akte als "dominorum decani et capituli scriba", heer Willem echter als "dominorum decani et et capituli in hac parte sciba". Ook in een akte die hij op 20 maart 1469 naar aanleiding van een incorporatie-proces namens de deken van de St.Jan opstelde vermeldt hij dat hij alleen in dit proces als diens notaris dienstdeed ("coram eo cause huiusmodi scriba"). De vier oorkonden die heer Willem in 1479 en 1484 vervaardigde voor heer Gerit van Beest, deken van Cuijk (nr.37), hebben niet de vorm van notariële oorkonden. Ze werden gesteld in naam van de deken en gevalideerd met diens zegel, terwijl heer Willem slechts zijn paraaf en handtekening onder de akten plaatste. Vermoedelijk fungeerde heer Willem in dit geval wel als de vaste notaris van de deken. Hij werd op 9 augustus 1488 door Deynalt Henric Deynalts soen nog aangesteld als arbiter in een geschil over een stuk broekland te Heeswijk. Heer Willem overleed op 4 november 1488 en werd in de St.Jan begraven, bij het St.Martinusaltaar waarvan hij tijdens zijn leven rector was geweest. Zijn notariële protocollen werden op 10 november 1488 door de officiaal toegewezen aan heer Henrick vanden Loe (nr.246) die ze in ontvangst nam van heer Willems executeurstestamentair. 6)
Behalve de reeds genoemde verwanten zijn er nog verschillende andere personen die tot dezelfde familie behoorden als heer Willem zonder dat de exacte aard van hun verwantschap duidelijk is. Zo werd een Arnoldus Spierinc de Buscoducis op 30 augustus 1485 als student ingeschreven te Leuven waar hij in 1487 nog steeds artes studeerde. Dezelfde heer Aert Spierinck volgde heer Willem op als rector van diens altaren te Dinther (1485-1487) en Heeswijk (1487-1510). In 1487 was hij inmiddels tot priester gewijd en in 1510 was hij tevens absent rector van Megen. Eveneens aan heer Willem verwant waren waarschijnlijk zes schepenen van Den Bosch die de achternaam Spierinck droegen, waaronder Bartholomeeus (1408-1428), diens zoon Jan (1435-1450), tevens meester van de Tafel van de H.Geest (1457-1470), en Claes (1447-1459), tevens kerkmeester van de St.Jan (1459-1466). Jan Spierinck, raadsheer van Den Bosch, was in 1453 ook aanwezig bij de stichting van de kapel van Middelrode door een aantal inwoners van die plaats waaronder een Claes Spierinck. Een heer Wouter Spierinck was volgens Kievits in 1430 kanunnik van de St.Jan. Misschien is hij dezelfde als de Walterus Spyrinck die op 12 juli 1462 te Luik een notariële akte opstelde. Hetzelfde deed op 29 mei 1417 Theodericus Pistoris de Busco, griffier en notaris te Luik ( -- Luik, A.I.L.), in aanwezigheid van onder andere Theodericus Spierinck, notaris van het Luikse hof. Tenlotte was een zekere Spirinc tussen 1478 en 1481 notaris of secretaris van het St.Lambertuskapittel te Luik. Hij had een zoon Lambertus die op 1 januari 1481 werd geboren. 7)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1223, fo.40v (7 febr.1453), RA 1224, fo.44r, fo.107r, fo.366r (1454), RA 1225, fo.263v, fo.395v (1455), RA 1237, fo.24r (7 mrt.1468); Beelaerts van Blokland, "Eene bijdrage", 78-118; RAU, Dom 242.1 (17 febr.1435), 2893 (17 dec.1440); Göller e.a., Repertorium Germanicum, VI 600 nr.5894; Bijlage II 52.1; Van Bavel, Regestenboek, II 78-79 nr.907; Tweemaal wordt heer Willem vermeld als zoon van Ywaen Spierinc, zie: GAH, RA 1224, fo.322v (10 dec.1453); Bijlage II 5.15.2; Vgl.: Hens e.a., Mirakelen, 224-225 nr.49 (25 apr.1383: Ghijsbrecht Arnt Ywijnssoen uit Oudheusden, broer van Langhe Beertout uit Vlijmen, brengt zijn zuigeling Jan die Wilde naar de St.Jan nadat O.L.V. hem uit de dood heeft opgewekt). |
2. | GAH, RA 1223, fo.40v (7 febr.1453), RA 1246, fo.193v (17 apr.1477), RA 1247, fo.358v (24 juli 1478), RA 1251, fo.490r-v (29 aug.1482); Bijlage II 5.100, 71.1, 365.8. |
3. | Reusens, Matricule, I 50 nr.3; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 172, 199, II 264; Göller e.a., Repertorium Germanicum, VI 603 nr.5894; GAH, RA 1237, fo.227r (26 jan.1468). |
4. | Bijlage II 173.40.3, 422.3.1; GAH, RA 1230, fo.334r (1460), RA 1235, fo.102v (17 mei 1466), RA 1237, fo.98r (22 juni 1468), fo.227r (26 jan.1468), RA 1239, fo.7v (19 okt.1469), RA 1244, fo.35v (21 apr.1475), RA 1246, fo.193v (17 apr.1477), RA 1247, fo.358v (24 juli 1478), RA 1252, fo.252v (2 mei 1483); Schutjes, Geschiedenis, IV 204, 244, 310; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 580-581; Zie ook: Bijsterveld, Laverend, II 495 nr.634 (heer Everart van Berck). Zie voor het begrip vicarius perpetuus hoofdstuk II, § 9.2.2. |
5. | Bijlage II 5.50, 240.4, 240.5, 240.6, 365.1 t/m 365.13; Verwijzingen naar akten: GAH, RA 1233, fo.72r (21 juni 1464), RA 1235, fo.79v (7 aug.1466: verwijzing naar een akte van 6 okt.1460), RA 1237, fo.209v (19 okt.1467), RA 1240, fo.124r (24 apr.1471), RA 1247, fo.382v (22 sept.1478); Bijlage II 240.4, 240.5, 240.6; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 83 (24 dec.1473), 88 (1470); Heer Willem zou ook de stichtingsakte van het blok van de Hinthamerstraat hebben opgesteld (vgl. nr.313). Deze akte dateerde van 7 en 10 nov.1477 maar de tekst is niet overgeleverd. Zie: Coopmans, De rechtstoestand, 25 noot 72; Zie ook: Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 200. |
6. | Bijlage II 5.50, 356.2, 365.7, 365.8, 365.9; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 83; SABNOG, Par.Beers 138 (regest 31) (9 dec.1479); SABNOG, KSEG 2 (regesten 35 en 36) (10 juni 1484); GAH, RA 1257, fo.372v-373r (9 aug.1488), fo.493r (17 apr.1488); APB, St.Jan II, Obituarium, p.321; Tabel 3.2, nr.47. |
7. | Heer Aert: Wils, Matricule, II 501 nr.100; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 172, 199, II 252, 292, 303; Bijsterveld, Laverend, I 316 nr.2502; Vgl.: Keussen, Die Matrikel, II 166 nr.30 (Arnoldus Spyrinck de Hoesden, Trai. dioc., imm. apr.1485, meester in de artes sinds 10 apr.1489); Van Dijck, De Bossche optimaten, 418 (meester Arnd Spierinck, zaakwaarnemer van de Bossche O.L.V.-broederschap te Zandvliet 1503-1505); Bartholomeeus: Jacobs, Justitie, 262-263; Bijlage II 157.1, 308.7, 308.8, 367.2, 422.2.1; Van Rooij, Het oud-archief, II 132-133 nr.490; Jan: Jacobs, Justitie, 264-265; Bijlage II 5.53, 5.56, 5.62, 60.28, 173.32, 173.53; Kappelhof, Het archief van de Tafel van de H.Geest, X bijlage I; Van Rooij, Het oud-archief, II 282-283 nrs.1041-1043, 361 nr.1315; Claes: Jacobs, Justitie, 265; Bijlage II 5.15 (samen met heer Willem), 5.27, 5.32, 43.2, 43.5, 236.36, vgl. 38.6 (Nycolaus Spieringh, wapendrager, getuige te Heeswijk in 1460); Glebbeek, "De kerkfabriek", 192; Van Rooij, Het oud-archief, II 281 nr.1037, 352 nr.1287, 353 nr.1291, 354 nr.1294; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 413; Heer Wouter: AAB II, hs. Kievits, p.11; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, II 134; Theodericus: OLVB 89, fo.3v-6v, (29 mei 1417), 10r-13r (idem); Secretaris Spirinc: Bormans, "Répertoire", 29, 37; Vgl.: AAB II, hs. Kievits, p.8 (Joannes Spierinck, phisicus, kanunnik van de St.Jan sinds 13 sept.1471 op voordracht van de hertog); Reusens, Matricule, I 134 nr.38 (Johannes Spierinck, Cam. dioc., imm. 1437, later doctor in de medicijnen, rector van de universiteit en lijfarts van de hertog van Bourgondië); Wils, Matricule, II 120 nr.225 (Wilhelmus Spierinc, Cam. dioc., imm.30 aug.1463). |